Prent van Kitagawa Utamaro (1753?-1806) uit Momochidori: kyōka-awase (百千鳥狂歌合) uit 1791.
Links op deze prent staat de Japanse brilvogel (Zosterops japonicus), Japans mejiro 目白.
Het gedicht bij deze vogel is van Tawara no Funatsumi (田原船積) (?-1820).
口舌して おし出されし みつぶとん つらきめじろの 鳥はものかは | kuzetsu shite oshi-idasareshi mitsubuton tsuraki mejiro no tori wa mono ka wa | Een liefdesruzie – Zij gooit mij haar kamer uit! Drielaags futon! Nu heb ik een blauw oog, voor een witoog ongekend. |
Op een kleine tak zitten drie mejiro letterlijk ‘witoog’ bij elkaar als illustratie van het gezegde mejiro-oshi ‘onderling gedrang’, naar de gewoonte van de brilvogel om in groepjes bij elkaar te hokken. Ook het gedicht herinnert hieraan door het gebruik van oshi-idasareshi ‘uit [een bordeel] getrapt zijn’. Mitsubuton is een luxueuze drielaagse futon ‘matras’ in de slaapkamer van een courtisane van hoge rang in Yoshiwara de uitgaanswijk van Edo (de oude naam van Tokio). Me is een spilwoord, eerst als deel van de term tsuraki me ‘een pijnlijk ervaring’ en vervolgens als het eerste deel van de naam mejiro. De dichter suggereert dat een vogel met de naam ‘witoog’ zijn pijn niet kan begrijpen.
Rechts op de prent staat de staartmees (Aegithalos caudatus), enaga 柄長.
Het gedicht bij deze vogel is van Magaki no Kikumaru (籬菊丸) (1765-1822).
人の手に かはれよとて ちぎらじな たとへゑながの ゑにつきるとも | hito no te ni kaware yo tote chigiraji na tatoe enaga no eni tsukiru tomo | Nooit heb ik gezegd, dat jij voor mij mocht zorgen – met de hand voeren. Onze liefde duurt slechts voort zolang er mezenvoer is. |
De naam enaga van de staartmees kan begrepen worden als ‘lange handgreep’. Het gedicht is geschreven vanuit het perspectief van een vrouw die de wens van haar minnaar om haar beschermer te worden afwijst. Het woord e is een spilwoord, eerst als deel van enaga no e ‘mezenvoer’ en vervolgens als deel van eni als alternatieve uitspraak van en ‘lot’, ‘huwelijk’ of ‘liefdesrelatie’.
Terug naar de pagina “Koor van vogels”.
Terug naar de overzichtspagina van de 15 kaarten.
Vertaling van de gedichten © Steven Hagers.