Prent van Kitagawa Utamaro (1753?-1806) uit Momochidori: kyōka-awase (百千鳥狂歌合) uit 1791.
Links op deze prent staat de goudvink (Pyrrhula pyrrhula griseiventris), Japans uso 鷽.
Het gedicht bij deze vogel is van Sasanoha no Suzunari (笹葉鈴成) (1758-1832).
うそとよぶ 鳥さへよるは ぬるものを とまり木のなき 君のそらごと | uso to yobu tori sae yoru wa nuru mono wo tomarigi no naki kimi no soragoto | Zelfs een vink, wiens naam ‘leugen’ betekent, vrijt met zijn lief op haar stok. En jij liegt tegen mij dat jij niet eens een ruststok hebt! |
De dichter associeert hier op de naam van de goudvink uso die homoniem is met het woord voor ‘leugen’ en hij vergelijkt die met de soragoto ‘lege woorden’ van zijn minnares die hem afwijst in bed. In de vierde regel draait het rond tomarigi no naki dat letterlijk betekent ‘geen ruststok hebben’, maar ook de term ki no naki die ‘geen zin hebben’ betekent. Het gi van tomarigi kan namelijk ook als ki gelezen worden.
Rechts op de prent staat de dwergooruil (Otus scops), Japans mimizuku 木兎, moderne naam konohazuku.
Het gedicht bij deze vogel is van Ichi no Nakazumi (市仲住), pseudoniem van Ishikawa Masamochi (石川雅望) (1753-1830).
鳥とゝも になきつわらひ つくどく身を それぞときかぬ 君がみゝづく | tori to tomo ni nakitsu waraitsu kudoku mi wo sore zo to kikanu kimi ga mimizuku | Als alle vogels kwetterend de hele dag maak ik je het hof. Maar jouw oor leen jij mij niet, net als de duttende uil. |
Nakitsu waraitsu betekent letterlijk ‘voortdurend roepend en lachend’, dat is echter veel te lang voor de vertaling. De laatste twee regels bevatten mimi als spilwoord, eerst in kikanu kimi ga mimi ‘jouw oren die niet horen’ en vervolgens als deel van de naam mimizuku.
Terug naar de pagina “Koor van vogels”.
Terug naar de overzichtspagina van de 15 kaarten.
Vertaling van de gedichten © Steven Hagers.