Het Nederlands heeft vele betrekkelijk voornaamwoorden. Die zijn onderscheiden naar woordgeslacht. Naar de-woorden verwijs je met andere betrekkelijk voornaamwoorden dan naar het-woorden. Maar dat is niet het enige onderscheid. Ook tussen de tegenwoordige tijd en het verleden bestaat er een verschil in het gebruik van betrekkelijk voornaamwoorden.
De enige betrekkelijk voornaamwoorden van het hedendaagse Nederlands zijn: die verwijst naar de-woorden en meervouden (die immers per definitie ook de-woorden zijn); dat verwijst naar het-woorden; wie gebruik je als het het meewerkend voorwerp is in de bijzin en naar personen verwijst; wat gebruik je om te verwijzen naar onbepaalde woorden, overtreffende trappen en hele zinnen.
Daarnaast zijn er nog twee sterk verouderde betrekkelijk voornaamwoorden, namelijk: hetwelk en hetgeen. Hetwelk kan naar een het-woord of een hele zin verwijzen. Hetgeen verwijst naar een hele zin, of heeft een ingesloten antecedent. En tenslotte het door mij gewraakte welke als betrekkelijk voornaamwoord.
Dit welke was volgens mij (gelukkig) uit het moderne Nederlands verdwenen ten gunste van die, maar is er helaas onder invloed van het Engels, volgens mij, weer ingeslopen. Voor mij voelt welke enkel en alleen aan als een vragend voornaamwoord. Iedere keer voel ik mij weer op het verkeerde been gezet als ik het lees. “Welke?” denk ik dan. “Nou, die!”
Natuurlijk weet ik ook wel dat die meerdere functies heeft, onder andere als aanwijzend voornaamwoord, waarom dan niet welke ook gebruikt in de functie van betrekkelijk voornaamwoord? Nou, omdat het in die functie gewoon verouderd is. Niemand zal het in zijn hoofd halen om het in zijn spreektaal te gebruiken. Waarom dan wel in zijn schrijven? Dan kan hij deszelfs beter ook mondeling bezigen, vind ik.
(Eerder geplaatst op mijn oude weblog op 18 april 2011.)